Ezekiel 18

En in al die jaren van overspel en zonde hebt u geen moment aan de dagen van vroeger gedacht, toen u naakt was en met bloed besmeurd. 1En toen, naast al uw andere goddeloosheid—wee u,’ zegt de Oppermachtige Here— 2‘bouwde u voor uzelf een heidens altaar en offerplaatsen in elke straat. 3Daar maakte u uw schoonheid te schande door uzelf schaamteloos aan iedere man aan te bieden. Onafgebroken bedreef u prostitutie. 4En ook met Egypte, uw wellustige buren, bedreef u prostitutie. En u deed dat om Mij te kwetsen. 5Daarom heb Ik u geslagen met mijn vuist! Ik heb uw gebied verkleind en u overgeleverd aan uw vijanden, de Filistijnse vrouwen, en zelfs zij schamen zich voor u. 6Ook met de Assyriërs hebt u overspel gepleegd door hen tot bondgenoot te maken en hun goden te vereren. Het leek wel alsof u niet genoeg kreeg van steeds weer nieuwe goden. Na uw overspel daar was u nog steeds niet tevreden. 7Daarom begon u ook nog de goden van het grote handelsland Babel te aanbidden. En nóg was u niet tevreden. 8Wat een slappeling bent u,’ zegt de Oppermachtige Here, ‘dat u zulke dingen doet, u bent een onverbeterlijke hoer 9die in elke straat afgodsaltaren en offerplaatsen bouwt. Ja, u bent zelfs erger dan een hoer, want u bent zo belust op zonde dat u zelfs geen geld vraagt voor uw liefde! 10Ja, u bent een overspelige echtgenote die met andere mannen leeft in plaats van met haar eigen echtgenoot. 11
This verse is empty because in this translation its contents have been moved to form part of verse Ez. 16:34.
12
In this translation, this verse contains text which in some other translations appears in verses Ez. 16:33-34.
Prostituees vragen geld voor hun diensten, mannen betalen hen met vele geschenken. Maar u niet, u gaf hun geschenken om hen naar u toe te lokken! Daarin verschilt u van andere prostituees, u betaalde zelf, de omgekeerde wereld!

13O bandeloze hoer, luister naar het woord van de Here.’ 14De Oppermachtige Here zegt: ‘Omdat Ik uw smerige zonden zie, uw overspel met uw minnaars—uw verering van afgoden—en het vermoorden van uw kinderen als offers aan uw goden, 15zal Ik het volgende gaan doen: Ik zal al uw bondgenoten verzamelen—deze minnaars met wie u hebt gezondigd, zowel zij van wie u hield en zij die u haatte—en Ik zal u naakt tentoonstellen voor hen, door u de kleren van het lijf te scheuren waar zij bij zijn. 16Ik zal u straffen zoals een overspelige vrouw en een moordenares wordt gestraft. U zult boeten voor het bloed dat u hebt doen vloeien en Ik zal u laten kennismaken met mijn jaloerse toorn. 17Ik zal u overgeven aan uw minnaars om u te laten vernietigen. Zij zullen uw offerplaatsen en afgodsaltaren afbreken, u beroven van uw prachtige juwelen en u naakt en beschaamd achterlaten. 18Zij zullen zich verzamelen en met een bende tegen u optrekken om u te stenigen en met het zwaard in stukken te hakken. 19Zij zullen uw huizen verbranden en u straffen voor de ogen van vele vrouwen. Ik zal erop toezien dat u stopt met uw overspel en uw minnaars niet langer betaalt voor hun liefde. 20Wanneer dat allemaal achter de rug is, zal mijn toorn tegen u bedaren, mijn jaloezie tegen u zal wegebben en Ik zal kalm worden. Ik zal niet langer toornig op u zijn. 21Maar eerst zal Ik al uw zonden met u verrekenen, omdat u zich uw jeugd niet hebt herinnerd en Mij toornig hebt gemaakt door al die gruwelijke dingen die u doet,’ zegt de Here. ‘Dan zult u niet langer deze schandelijke dingen doen.

22“Zo moeder, zo dochter” zal iedereen van u zeggen. 23Want ook uw moeder had een afkeer van haar man en kinderen en u hebt hetzelfde. Net als uw zusters hebt u een afkeer van man en kinderen. Inderdaad, uw moeder moet wel een Hethitische en uw vader wel een Amoriet zijn geweest! 24Uw oudere zuster is Samaria en zij leefde met haar dochters ten noorden van u. Uw jongere zuster is Sodom, zij leefde met haar dochters ten zuiden van u. 25U hebt niet alleen gezondigd zoals zij, nee, dat was nog niets, in korte tijd streefde u hen ver voorbij. 26Zo waar Ik leef,’ zegt de Oppermachtige Here: ‘Sodom en haar dochters zijn nooit zo verdorven geweest als u en uw dochters. 27De zonden van uw zuster Sodom waren arrogantie, vraatzucht en onverschilligheid, terwijl buiten haar deur de armen en behoeftigen gebrek leden zonder dat zij hen hielp. 28Terwijl Ik toekeek, deed zij afschuwelijke dingen. Daarom heb Ik haar weggevaagd, zoals u weet. 29Zelfs Samaria heeft niet half zoveel zonden bedreven als u. U hebt nog veel meer goddeloosheid bedreven dan uw zusters, zij zijn rechtvaardig vergeleken met u! 30Wees dan niet verbaasd als zij een lichtere straf krijgen. Want uw zonden zijn zo gruwelijk dat in vergelijking met u uw zusters onschuldig lijken. U verdient daarom de schande die nu over u komt.

31Maar op een dag zal Ik een ommekeer brengen in het lot van Sodom en Samaria en hun dochters en ook in dat van Juda. 32Uw vreselijke straf zal een troost voor hen zijn, want hij zal groter zijn dan die van hen.
Copyright information for NldHTB